U bent hier:

Overzicht oogsttijdstip walnoten

07/09/2021

In de vakliteratuur wordt er nauwelijks of geen aandacht besteed aan het oogsttijdstip van walnoten. Terecht wordt er recent veel aandacht besteed aan het bloeitijdstip. De oogst is uit baten/kosten analyse eveneens erg belangrijk. Dit vraagt onze aandacht. Voor verdere professionalisering ( w.o. oogstorganisatie, fruitmot-, walnootboorvliegbestrijding, etc.) is dit echt nodig. Er zijn vroege, middentijdse en late rassen. Dit onderling vergelijken is een moeizame opdracht. De gemiddelde oogstperiode (in deze 2 tabellen) is die periode dat de meeste noten vallen. Dus niet het tijdstip van schudden. Dit is een afspraak omdat de meeste noten hier geraapt worden als ze spontaan vallen. D. Ramos schrijft als het kernvlies bruin wordt dan is de kern rijp. Als de bolster openscheurt en de noot eruit valt. In een koel klimaat is de rijping gelijktijdig. In een warm klimaat gebeurt is de rijping van de kern drie weken vroeger dan de rijping van de bolster. E. Germain maakt een onderscheid voor verse en droge noten. Zij die schudden kunnen vroeger beginnen.

Beste walnotenteler, Graag nodig ik jullie uit om het oogsttijdstip van jouw rassen te noteren. Met de voorlopers moet je geen rekening houden in deze tabellen. De noten van sommige rassen vallen relatief ineens samen (KO : kort oogstvenster) andere rassen vallen over een lange periode (LO lang oogstvenster). KO en LO kan je aanvullend vermelden. De bloei is kort, normaal of lang. Het weer, het microklimaat en de standplaats hebben hierop een grote invloed. Ik verkies het systeem van David Ramos en Martin Crawford: indeling per groep. Het systeem van de oude pomologen vind ik ook bruikbaar. Denk aan bv. F. Dufour en de oude catalogen van de boomkwekerijen. Zij bespraken hun rassen volgens rijpheid: een chronologische overzicht/tabel. In een vroeg jaar schuift alles naar voren. ‘Broadview’ is het referentieras in de walnotenwereld in de Lage Landen. Ook bij het oogsttijdstip is dit een oriëntatiepunt, midden-laat. In de NWG (notenwerkgroep) tillen we zwaar aan tweerichtingsverkeer. In alle tuinbouwstudiegroepen staat dit terecht centraal. Deze 2 voorlopige lijsten zijn een eerste moeizame poging om beter inzicht te krijgen.

Dit vraagt nog veel observatie, opzoekwerk en verbeteringen. Met kleine stapjes geraken we verder. Voor een eerste concept tabel graag contact opnemen met Vincent Turkelboom via vincent.turkelboom@gmail.com Zij die meehelpen worden op de hoogte gehouden.

Enkele bijkomende uitdagingen: 1. Jonge, sterk groeiende bomen kunnen verschillen met oude, zwakke groeiers. Zij hebben minder noten en vallen vroeger. 2. Er kan een fout/verwisseling in de kwekerij, handel of bij het planten gebeurd zijn. Er duiken geregeld onbekende rassen of goede zaailingen op. Geef die een voorlopig codenaam (CN). 3. In het verleden werden vermoedelijk soms partijen zaailingen ( meestal (relatief) zaadvast) verkocht die de naam van de moeder dragen  vb. ‘Broadview’ (zelfs in USA volgens G. McGranahan, 1997), ‘Pralinenoot’ (‘De Moor’). 4. In een ras zijn er soms 2 typen in omloop vb. ‘Buccaneer’. In dat geval gebruik je best  achter de rasnaam de boomkweker of oorsprong. Ook in Frankrijk was/is dit verschijnsel bekend en aangepakt. Verschillende boomkwekers enten sinds vele jaren enkel van betere, geselecteerde moederbomen bv, ‘Franquette 314’. Vandaag krijgen die klonen soms een codenummer zodat de traceerbaarheid mogelijk is. Het plantenpaspoort werkt ook in deze richting. Voor de liefhebber is dit  niet zo belangrijk als voor de commerciële aanplantingen.  5. Bij twijfel vermeld je best steeds een vraagteken. 6. Als de noot op zwarte walnoot staat, vermeld achter de rasnaam (J. n.). 7. Soms zijn er tegensprekende buitenlandse ervaringen over de oogsttijdstippen. Het verschil in breedtegraad en de hoeveelheid zonlicht zou een rol spelen.